Change language to ENGLISH

Lipofilling

Lipofilling of vrije vetweefseltransplantatie is een chirurgische techniek die gebruik maakt van eigen vetweefsel. Onderhuids vetweefsel wordt verwijderd met liposuctie. Dit vet wordt gezuiverd (ontdaan van bloedresten en olie) en elders in het lichaam geïnjecteerd. Vetweefseltransplantatie herstelt weefsels door volume toe te voegen. Het gaat ook de kwaliteit van weefsels verbeteren.

Met liposuctie gaat men "vloeibaar" vetweefsel bekomen. Dit vloeibaar vetweefsel wordt lipoaspiraat genoemd en kan via naalden of fijne canules ingespoten worden.

Dit verklaart meteen het voordeel van lipofilling: het is een minimaal invasieve techniek. Men gaat via kleine sneetjes van 3 mm de liposuctie uitvoeren en het vet injecteren via kleine prikgaatjes. Het is evident dat dankzij de lipofilling techniek geen gebruik dient gemaakt te worden van vreemd materiaal zoals bv prothesen om een bepaalde volumevergroting te bekomen.

Nadeel van de lipofilling is de eerder onvoorspelbare resorptiegraad. Resorptie is het verdwijnen van weefsel. Een deel van het ingespoten vetweefsel zal terug verdwijnen. Hoeveel vetweefsel er overblijft na lipofilling hangt af van talrijke factoren en schommelt tussen de 40% en 80%. Onze ervaring leert ons dat het injecteren van 100 mL vetweefsel een volumewinst oplevert van 50 tot 60 mL.

Niettemin heeft lipofilling duidelijk zijn nut bewezen. Het is een techniek die reeds decennia bestaat en de technieken zijn steeds beter geworden alsook het wetenschappelijk inzicht.

Vetweefsel

Het onderhuidse vetweefsel is een boeiend menselijk orgaan. Men spreekt van het adipeus orgaan. Het is zeer dynamisch, bevat talrijke cellen en is rijkelijk voorzien van bloedvaten. Het bevat bovendien ook stamcellen. De concentratie aan stamcellen in het vetweefsel is hoger in vergelijking met beenmerg.

Vetweefsel bestaat uit twee compartimenten: de populatie aan vetcellen (adipocyten) en de stromaal-vasculaire fractie (SVF). In de SVF bevinden zich de stamcellen, de voorlopers van de vetcellen (preadipocyten), cellen van de bloedbaan en bloedvaten alsook het stroma (het stroma houdt alle cellen samen en is een soort "biologische lijm").

Jaarlijks wordt ongeveer 10% van ons vetweefsel vervangen door nieuwe vetcellen. Men is geboren met een vast aantal vetcellen die vastgelegd worden in de pubertijd.

Overleven van vetcellen

Geïnjecteerd vetweefsel kan een korte periode overleven zonder bloedvoorziening. De ingespoten vetcellen (en andere cellen) hebben zuurstoftekort omdat ze geen directe bloedvoorziening hebben. Men spreekt van een "ischemische" situatie. Niettemin kunnen deze ingespoten cellen tijdelijk overleven dankzij "plasmatische imbibitie"; ze drinken als het ware vocht uit hun omgeving en krijgen zo de nodige voedingsstoffen binnen. Deze situatie is echter gelimiteerd en ze kunnen dit 24 tot 48 uren volhouden. De zuurstofnood van deze cellen zorgt er echter voor dat er stoffen afgescheiden worden door de geïnjecteerde cellen die de ontwikkeling van bloedvaten gaat stimuleren vanuit bestaande bloedvaten in hun omgeving. Dit proces wordt angiogenesis genoemd. Ongeveer 48 uren na injectie gaan deze jonge bloedvaten de cellen opnieuw voorzien van een bloedtoevoer waardoor de zuurstofnood wordt opgeheven. Cellen die te laat herbevloeid werden door deze jonge bloedvaten zullen afsterven. Dit wordt resorptie genoemd.